Nature-nurture, gelijke kansen en ontwikkelingsverschillen

Bij de vroege ontwikkeling spelen aanleg én omgevingsfactoren een rol. Wat kinderen in aanleg aan mogelijkheden hebben wordt niet zonder meer zichtbaar maar heeft een stimulerende omgeving nodig om tot wasdom te komen (Bick & Nelson, 2016).

Er is sprake van gelaagdheid van de ontwikkeling. Wat we aan ontwikkeling zien is het resultaat van een samenspel van neurologische, fysiologische, neurocognitieve en omgevingsinvloeden. Daarbij heeft de omgeving invloed op die verschillende lagen: op de genetische expressie, op de neurologische ontwikkeling, op de stressfysiologie, en (deels vandaaruit) op de neurocognitie (aandacht, concentratie) en ten slotte op gedrag (Blair & Raver, 2012; Nelson & Gabard-Durnam, 2020). Hoezeer de omgeving invloed heeft op de hersenontwikkeling blijkt uit onderzoek dat op jonge leeftijd verschillen in die ontwikkeling aantoont op basis van sociaaleconomische status (Wray en collega’s 2017).

De eerste vijf levensjaren zijn een sensitieve fase voor hechting, zelfregulatie en taal: stuk voor stuk belangrijke bouwstenen voor het latere leren en ontwikkeling. Bij een goede stimulering verloopt deze ontwikkeling schijnbaar moeiteloos. Maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Kinderen groeien op in meer of minder gunstige omstandigheden. Kinderen groeien op met ouders die sensitief responsief zijn of juist gestresst, en daardoor minder beschikbaar en uitnodigend; met ouders die verzekerd zijn van inkomsten en een prettige woonomgeving of juist in bestaansonzekerheid verkeren en voor wie de huur de komende maand hoofdbrekens oplevert. Met ouders die een stabiele gezinsomgeving kunnen bieden met uitdaging en stimulering of met ouders bij wie spanningen in de relationele sfeer overheersen. Die omstandigheden zorgen in combinatie met biologische factoren al op jonge leeftijd voor grote verschillen in ontwikkeling: sommige kinderen lopen een jaar voor waar anderen een jaar achter lopen. Verschillen in hechting aan ouders en daarmee in het vertrouwen in zichzelf en in anderen, verschillen in hun aandachtsontwikkeling, verschillen in hun taal-denkontwikkeling en daarmee in hun capaciteit om te profiteren van onderwijs. Kinderen die door ongunstige omstandigheden achterblijven in hun ontwikkeling zijn gebaat bij extra aandacht en stimulering. Gelijke kansen vraagt om ongelijke investering. Zowel voorschools, door de pedagogisch medewerker, als vervolgens op school door de leerkracht. Omdat ontwikkeling voortbouwt op eerdere ontwikkeling is deze vroege leeftijdsfase, als fundament voor het latere leren, essentieel.

Kinderen verschillen: dat is een feit. Maar als samenleving willen we dat alle kinderen kansen krijgen zich optimaal te ontwikkelen, juist in deze belangrijke eerste fase die het fundament legt voor hun latere schoolloopbaan. De sensitieve fase waarin kinderen zich nog snel en relatief moeiteloos kunnen ontwikkelen. Een goed voorschools aanbod in de peutergroepen kan compensatie bieden voor het opgroeien in ongunstige omstandigheden, maar feit is dat een deel van de kinderen al jong flink achterop raakt vergeleken met leeftijdsgenoten. Om die kloof te dichten is er extra inspanning, gedifferentieerd handelen en een gevoel van urgentie nodig, zowel in de voor- als vroegschoolse fase. Dit vraagt om pedagogisch medewerkers en leerkrachten die  met alle kinderen  een goede relatie kunnen opbouwen, een veilige en voorspelbare omgeving kunnen creëren, en daarbij in interactie met kinderen een rijk en effectief aanbod in taal, activiteiten en ervaringen kunnen bieden (Chambers et al., 2016; Chien et al., 2010, Toub et al., 2018).

Kennisbank

In de kennisbank staan artikelen over dit onderwerp opgenomen: wat betekent effectief onderwijs voor kinderen die opgroeien in ongunstige omstandigheden?

Referenties

Bick, J. & Nelson, C. (2017). Early experience and brain development. Wiley Interdisciplinary Reviews: Cognitive Science, 8:e1387. https://doi-org.proxy.library.uu.nl/10.1002/wcs.1387

Blair, C. B. & Raver, C. C. (2012). Child development in the context of adversity: Experiential canalization of brain and behavior. American Psychologist, 67(4), 309–318.

Chambers, B., Cheung, A.C.K., &, Slavin, R.E. (2016). Literacy and language outcomes of comprehensive and developmental-constructivist approaches to early childhood education: A systematic review. Educational Research Review, 18, 88-111. http://dx.doi.org/10.1016/j.edurev.2016.03.003

Chien, N.C., Howes, C., Burchinal, M., Pianta, R.C., Ritchie, S., Bryant, D.M., Clifford, R.M., Early, D.M. & Barbarin, O.A. (2010). Children's Classroom Engagement and School Readiness Gains in Prekindergarten. Child Development, 81(5), 1534-1549.

Nelson, C.A., & Gabard-Durnam, L.J. (2020). Early Adversity and Critical Periods: Neurodevelopmental Consequences of Violating the Expectable Environment. Review. Trends in Neuroscience. Series: Long-lasting Impact of Early-Life Stress and Adversity, 43, 3, 133-143.

Toub, T.S. Hassinger-Das, B., Turner Nesbitt, K., Ilgaz, H., Weisberg, D.S., Hirsh-Pasek, K., Golinkoff, R. M., Nicolopouloud, A., & Dickinson, D.K. (2018). The language of play: Developing preschool vocabulary through play following shared book-reading. Early Childhood Research Quarterly, 45, 1-17. https://doi.org/10.1016/j.ecresq.2018.01.010

Wray, A.H., Stevens, C., Pakulak, E., Isbell, E., & Bell, T. & Neville, H. (2017). Development of selective attention in preschool-age children from lower socioeconomic status backgrounds. Developmental Cognitive Neuroscience, 26, 101-111.

Cathy van Tuijl
Lector


Laatste bijdragen

 
Previous
Previous

Ontwikkelingsgebieden in samenhang

Next
Next

‘Door samen te werken kan het jonge kind nóg beter op de kaart worden gezet’