Onderzoek

Onderzoek vormt het hart van het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind. Het gezamenlijk optrekken van werkveld, opleiding en wetenschap vormt hierbij het uitgangspunt. Juist door het betrekken van alle partijen halen wij relevante onderwerpen en thema’s voor onderzoek op. De opbrengsten van dit gezamenlijke onderzoek komen ten goede aan de verdere verbetering van het onderwijs aan het jonge kind en maken wij toegankelijk via onder andere deze website.

 

Onderzoekskader

Praktijkgericht onderzoek

Het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind wil praktijk en onderzoek verbinden met en vanuit de beroepspraktijk en de lerarenopleidingen. De beroepspraktijk is actief betrokken bij het ophalen van vraagstukken uit de praktijk en bij de vraagarticulatie. Enerzijds worden kennisdeling en kennisbenutting gefaciliteerd door onderbouwde informatie en aanpakken toegankelijk te maken met het oog op het handelen in de praktijk. Anderzijds bekijken de beroepspraktijk en de opleidingen kritisch wat de relevantie en bruikbaarheid van die informatie en aanpakken is voor de verschillende praktijkcontexten. Doel is met deze drie partijen, de beroepspraktijk, de opleidingen en de onderzoekers, hoogwaardige en praktijkrelevante kennis te ontwikkelen en te verspreiden.

Om dat mogelijk te maken is een van de doelstellingen dat het expertisecentrum kennis uit regionale, landelijke en internationale netwerken toegankelijk maakt en bundelt, en tevens verbindingen, mogelijkheden tot ontmoetingen tussen professionals en onderzoekers bevordert (PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, VH en VSNU, 2019). Het expertisecentrum richt hiervoor een (deels digitaal) kennisknooppunt in waarbij thematische netwerken zijn ondergebracht en waarbij contact gehouden wordt met regionale netwerken en andere kennisorganisaties (als NRO, PO-Raad).

Praktijkgericht onderzoek vraagt om samenwerking tussen verschillende partijen met gedeelde ambitie, ieder met hun eigen belangen, verantwoordelijkheden. Het samenwerkingsmodel van Edwin Kaats en Wilfrid Opheij van Kaats en Opheij (2011) kan duidelijk maken waar bij de samenwerking op gelet moet worden. De drie partijen, werkveld, opleiding en onderzoek hebben een andersoortige maar gelijkwaardige inbreng in de kennisinfrastructuur.

Praktijkgericht onderzoek vraagt om een actieve deelname van alle betrokkenen. Waar voorheen tradities vaak voldoende waren om beroepen en beroepspraktijken levend te houden, vraagt de samenleving nu om onderzoekend vermogen (of onderzoeksmatig werken), ook in de beroepspraktijk en de opleidingen. Dit vereist een grondhouding van oprechte nieuwsgierigheid en leergierigheid in het signaleren en bevragen van vraagstukken. En ook vaardigheden om nieuwe kennis te verwerven. Van onderzoekers vraagt praktijkgericht onderzoek dat zij inzichten uit onderzoek vertalen naar relevante en bruikbare informatie en aanpakken in de beroepspraktijk en de opleidingen. Bij alle partijen (werkveld, opleidingen en onderzoek) gaat het om een basishouding van willen bevragen en verbeteren, en een kwaliteit van kunnen bijdragen aan oplossingen. Deze grondhouding veronderstelt een voortdurende gezamenlijke reflectie op de beroepspraktijken in een complexe en snel veranderende samenleving. Het expertisecentrum streeft na het onderzoekend vermogen in de beroepspraktijk en bij de lerarenopleidingen te bevorderen en te ondersteunen (bijvoorbeeld met conferenties, webinars). Dat vergt van onderzoekers het vermogen om op basis van hoogwaardige informatie tot relevante en bruikbare praktijkoplossingen te komen. 

Praktijkgericht onderzoek

Het doel van praktijkgericht onderzoek is bij te dragen aan verbetering van beroepspraktijken en opleidingen in een maatschappelijke context. Het onderzoek wordt in de eerste plaats gevoed door vragen uit de beroepspraktijk, maar tevens door vragen vanuit de lerarenopleidingen en de samenleving. Praktijkgericht onderzoek draagt bij aan praktijkoplossingen door analyse, duiding en aanpak van een probleem (VH, 2020). Maar praktijkonderzoek draagt ook bij aan aanscherping van theoretische kennis door terugkoppeling vanuit de praktijk.

Bij praktijkgericht onderzoek is de beroepspraktijk zowel subject als object. Datzelfde geldt voor de lerarenopleidingen. Als subject is de professional in de beroepspraktijk zelf kennisdrager en onderzoeker: als initiator van onderzoek met vragen vanuit de praktijk, als mede-ontwerper, als dataverzamelaar, als implementator en/of evaluator van nieuwe aanpakken, en als degene die reflecteert op uitkomsten. De beroepspraktijk (of de opleiding) wordt daarnaast onderzocht: welke vragen leven er, en in welke mate en hoe draagt onderbouwde kennis bij aan relevante en bruikbare praktijkoplossingen. Praktijkgericht onderzoek zorgt ervoor dat rond vraagstukken uit de praktijk actuele kennis en inzichten vertaald worden naar de beroepspraktijk en de lerarenopleidingen, daar op bruikbaarheid en relevantie beoordeeld worden zodat besluitvorming beter onderbouwd wordt. Tegelijkertijd werkt onderzoek door op het onderzoekend vermogen van de professional, op diens rol als kennisdrager.

Evidence-informed werken

Bij onderwijsvernieuwing is er behoefte aan betere onderbouwing (Van Rossum, Ellenbroek, & De Vente, 2020). Het expertisecentrum hanteert als uitgangspunt een evidence-informed perspectief. Wubbels en Van Tartwijk (2017) definiëren dit als volgt: “Evidence-informed werken vindt plaats wanneer zowel praktijkkennis als kennis uit onderzoek worden gebruikt om handelen in de praktijk te verbeteren of te verrijken. Om deze kennis goed te benutten worden de verschillende soorten kennis aangepast op de  praktijkcontext: er wordt gekeken welke onderdelen uit onderzoek of praktijk ingezet kunnen worden.” Het gaat om de combinatie van onderzoeksuitkomsten met ervaringen en expertise binnen de beroepspraktijk of opleidingen. Evidence-informed werken vraagt dat de praktijk onderzoeksuitkomsten kritisch beschouwt op relevantie en bruikbaarheid in verschillende contexten en die kennis vervolgens deelt. Een evidence-informed praktijk gebruikt informatie over wat effectief is om programma’s en activiteiten te ontwikkelen, te implementeren en te evalueren gebruik makend van de cycli van het (ontwerpgericht) wetenschappelijk onderzoek (Van Aken en Andriessen, 2011). Daarbij wordt de best beschikbare onderzoek- en praktijkkennis gebruikt, neemt  de praktijk actief deel en hoort de erkenning dat wat in de ene context werkt niet altijd haalbaar of geschikt is in een andere context.

Verschillende typen onderzoek

Het expertisecentrum definieert het praktijkgericht onderzoek ruim. De belangrijkste elementen zijn dat de praktijk actief betrokken is, het onderzoek zorgvuldig wordt uitgevoerd; bruikbare resultaten oplevert; doorwerkt in de beroepspraktijk en/of de samenleving en/of bijdraagt aan professionalisering en kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; en een verantwoording kent.

Er zijn verschillende typen onderzoek mogelijk: kwantitatief of kwalitatief; case studies of grootschaliger onderzoek; beschrijvend of actie- of ontwerponderzoek of evaluatieonderzoek. Leidend voor het type onderzoek is de vraag die gesteld wordt, waarbij theoretisch onderbouwing essentieel is. Het betreft zowel onderzoek op kleine schaal met contextgebonden waarde voor de praktijk en beperkte waarde voor kennisopbouw als meer generaliseerbaar praktijkgericht onderzoek ingebed in een agenda met potentieel voor de beroepspraktijk en kennisopbouw.

Afhankelijk van het niveau van evidentie wordt praktijkgericht onderzoek door sommigen wel gezien als probleemoplossend handelen terwijl aan het andere eind van het continuüm praktijkgericht onderzoek kan bijdragen aan kennisontwikkeling binnen het vakgebied (vgl Van Yperen, Veerman & Bijl, 2017). Qua validiteit- en betrouwbaarheidseisen dekt praktijkgericht onderzoek in het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind een continuüm aan onderzoek: van systematisch empirisch onderzoek dat voldoet aan eisen van validiteit en betrouwbaarheid (betrekking hebbend op concept, meting en conclusie) en dat generaliseerbaar is naar vergelijkbare contexten tot aan onderzoek gericht op oplossing van een praktisch probleem in één specifieke context en waarbij validiteitscriteria van toepassing zijn op het proces van samenwerken en samen leren. Maar in alle gevallen is de praktijk actief betrokken bij één of meerdere stappen in de onderzoekcyclus: het formuleren van het vraagstuk, het verzamelen van gegevens, het implementeren van nieuwe aanpakken, het evalueren van opbrengsten of het dissemineren ervan.

Continuüm van onderzoek:

Praktijkonderzoek <> Praktijkgericht onderzoek <> Fundamenteel onderzoek

Een kenmerk van praktijkgericht onderzoek is het cyclische karakter: nieuwe kennis leidt tot nieuwe vragen, zowel vanuit de praktijk als vanuit de samenleving. Dat kan vanuit praktijkonderzoek starten en uitkomen in praktijkgericht onderzoek (bottom up) als vanuit fundamenteel onderzoek starten en uitkomen in praktijkgericht onderzoek (top-down). Uiteindelijk is het doel samen met de beroepspraktijk te zorgen voor onderbouwde oplossingen van praktijkvraagstukken, voor betere benutting van hoogwaardige kennis in de onderwijspraktijk en uitbreiding van kennis en vaardigheden van professionals

Bij onderzoek dat vanuit het expertisecentrum wordt geïnitieerd wordt de Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit (KNAW; NFU; NWO; TO2-federatie; Vereniging Hogescholen; VSNU, 2018) gehanteerd en de internationale gedragscode van de EECERA (https://www.eecera.org/about/ethical-code/). Het expertisecentrum stimuleert tevens het gebruik van deze integriteitscode bij onderzoek  door de beroepspraktijk en de lerarenopleidingen door voorlichting. 

Kennisinfrastructuur

Voor het oplossen van praktijkvraagstukken en het initiëren en implementeren van onderwijsverbeteringen ondersteunt het expertisecentrum de beroepspraktijk en de opleidingen bij het formuleren van vraagstukken. Tegelijkertijd zorgt het expertisecentrum voor optimaal gebruik van bestaande kennis en expertise uit onderzoek. Enerzijds door het stimuleren van onderzoek naar praktijkvraagstukken en anderzijds door het toegankelijk maken van beschikbare hoogwaardige kennis en vertaling daarvan met en naar de praktijk.

Daarnaast helpt het expertisecentrum kennis die vanuit regionale kennisnetwerken ontwikkeld is te delen en het benutten ervan te stimuleren. De lectoren zetten hun expertise in om te bevorderen dat de beroepspraktijk actief betrokken wordt bij onderzoek. Ook bevorderen ze dat onderzoeksuitkomsten op relevantie en bruikbaarheid voor de praktijk onderzocht worden. Ze bevorderen tevens het gebruik van educatieve materialen en activiteiten waarvan uit onderzoek gebleken is dat ze leren van het jonge kind stimuleren. Met deze werkwijze komen we tegemoet aan de huidige knelpunten in kennisorganisatie zoals benoemd in het rapport Slimme Verbindingen (PO-Raad et al., 2019). Het opzetten van een dergelijke kennisinfrastructuur vraagt om het samenwerken met verschillende partijen, ieder met hun eigen ambities, belangen, verantwoordelijkheden etc. Het expertisecentrum zal vanuit dit ecologische perspectief vraagstukken en thema’s bij landelijke organisaties en netwerken onder de aandacht brengen.

 

Referenties

Kaats, E. en Opheij, W. (2011). Leren samenwerken tussen organisaties allianties - netwerken - ketens – partnerships. Management Impact. Kluwer.

KNAW; NFU; NWO; TO2-federatie; Vereniging Hogescholen; VSNU (2018). Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-2cj-nvwu

PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) (2019). Slimme verbindingen. Naar een sterke kennisinfrastructuur voor het onderwijs. https://www.nro.nl/sites/nro/files/migrate/Kennisinfrastructuur-rapport-Slimme-Verbindingen-Digitaal.pdf

Van Aken, J. & Andriessen, D. (2011). Handboek Ontwerpgericht Wetenschappelijk Onderzoek. Boom.

Van Rossum, B., Ellenbroek, L.  en De Vente, P. (2020). Sleutels tot evidence-informed werken. Startnotitie. Een verkenning naar mechanismen die bijdragen aan duurzame  onderwijsverbetering. Uitgave PO-Raad, NRO en Platform Samen Onderzoeken. https://www.platformsamenonderzoeken.nl/wp-content/uploads/2020/11/Startnotitie-Sleutels-voor-evidence-informed-werken.pdf

Van Yperen, T., Veerman. J.W., & Bijl, B. (2017).  Zicht op effectiviteit. Handboek voor resultaatgerichte ontwikkeling van interventies in de jeugdsector. Lemniscaat.

Vereniging Hogescholen (2020). Praktijkgericht onderzoek. Versterk kennisfunctie hogescholen. Position paper. https://www.vereniginghogescholen.nl/system/knowledge_base/attachments/files/000/001/188/original/VH_positionpaper_praktijkgericht_onderzoek.pdf?1612531064

Wubbels T., van Tartwijk J. (2017) Evidence Informed Innovation of Education in the Netherlands: Learning from Reforms. In: Eryaman M., Schneider B. (eds) Evidence and Public Good in Educational Policy, Research and Practice. Educational Governance Research, vol 6. Springer, Cham. https://doi.org/10.1007/978-3-319-58850-6_7