Verslag onderzoekslijn

Jongekindprofessionals samen opleiden

Het onderzoeksthema ‘Jongekindprofessionals samen opleiden’ heeft de volgende vraag centraal gesteld: ‘op welke manier kan het werken als een professionele leergemeenschap bijdragen aan de verbinding tussen educatief- en onderwijsprofessionals op de werkvloer?’
De doorgaande lijn ontwikkeling en leren jonge kinderen (2-8) in het educatieve- en onderwijswerkveld en in de opleidingen heeft centraal gestaan in de ontstane professionele leergemeenschappen. Hiermee is een eerste aanzet gegeven tot een denk- en werkkader waarin de verbinding tussen theorie en praktijk in het samen opleiden en samen professionaliseren wordt vormgegeven.

Ineke Oenema-Mostert, Lector Early Childhood, NHL Stenden Hogeschool, Academie Primair Onderwijs

11 januari 2024

Inleiding

Het werken met kinderen, leerlingen en studenten is een dynamisch proces. Het educatieve- en onderwijswerkveld, maar ook de opleiding in de eigen regio zijn voortdurend in ontwikkeling. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld Integrale- Kind Centra-vorming, het lerarentekort, duurzaamheid en inclusie, maar ook technologische ontwikkelingen stellen nieuwe en andere eisen aan de kennis en het handelen van medewerkers, leidinggevenden en opleiders.

In zo’n veranderlijke werkelijkheid is het permanent ontwikkelen van nieuwe kennis van groot belang. Minstens zo belangrijk is het kunnen mobiliseren en slim toepassen van kennis, ideeën en technieken. Dat vraagt om educatief-, onderwijs en opleidingsprofessionals die beschikken over onderzoekend en probleemoplossend vermogen en om professionals die als een team samenwerken in een onzekere, complexe en permanent veranderende context. Wendbare professionals die zich blijven ontwikkelen (leven lang leren) waarin goed onderwijs centraal staat.

Een recente uitvraag (juni 2021) in het Netwerk Jonge Kind van het Landelijke Expertisecentrum Jonge kind laat een grote urgentie zien wat betreft Samen Opleiden en Professionaliseren. Dit om de verbinding tussen de (leraren)opleiding en het werkveld met betrekking tot de kwaliteit van educatie, onderwijs en opleiden rond de doorgaande lijn ontwikkeling en leren van jonge kinderen (2-8 jaar) te waarborgen:

  • We ervaren soms een spanningsveld tussen enerzijds de visie van de opleiding en anderzijds de context van de stageplek. Studenten ervaren dit als verwarrend en belastend om hun eigen leeruitkomsten aan te kunnen tonen. Voor ons als opleiding leidt dat tot de vraag hoe we dat het beste kunnen vormgeven, voor de student om tot een optimaal leerproces te komen, voor ons als opleiding om samen met het werkveld op te trekken in het kind volgend werken (vs programmagericht werken).

  • Hoe kan binnen het onderwijs op de pabo de samenhang en integratie versterkt worden waarbij docenten en werkveld vanuit een gemeenschappelijke basis en visie het opleidingsonderwijs en het leren op de werk/stageplek samen vormgeven?

  • Belangrijk hierin is dat we het leren van studenten centraal zetten: onderzoekend, nieuwsgierig, betrokken, met aandacht voor persoonlijke en professionele ontwikkeling, en zelfsturend binnen de inhoudelijke kaders m.b.t goed onderwijs voor jonge kinderen. Wat vraagt dit ook van opleidingsdocenten en werkveld experts en wat vraagt het van de organisatie van opleidingsonderwijs en opleiden in de school?

  • Wij zoeken naar mogelijkheden om de praktijk kennis en begeleiding vanuit het veld en het opleidingsonderwijs mbo en hbo sterker met elkaar te verbinden. Lastig soms hierin de randvoorwaarden te vinden. We denken bijv. aan docenten/ opleiders die het werkveld ingaan om inhouden te delen en praktijken met elkaar te bespreken. Hoe doen we het echt samen? (Niet alleen op papier).

  • Expert leerkrachten en educatief professionals jonge kind meer betrekken bij opleiden. Lastig is wel dat er in het werkveld er een grote diversiteit is in vormgeving en kwaliteit van onderwijs voor jonge kinderen. Studenten hebben om het vak goed te kunnen leren in de praktijk echte experts/mentoren nodig die hun praktijkkennis kunnen doorgeven en studenten begeleiden in de ontwikkeling van een sensitieve en ontwikkelingsgerichte en nieuwsgierige attitude naar de kinderen toe.

Uit onderzoek (Van der Grinten et al., 2019) komt naar voren dat vrijwel alle basisscholen met een of meerdere kinderopvang-organisaties samenwerken. Zo’n twee-derde van deze partijen heeft hierbij de visie en de doelen van de organisatie op elkaar afgestemd of hebben gezamenlijk doelen geformuleerd en presenteren zich in toenemende mate als kindcentrum waar elk kind zijn talenten naar vermogen kan ontwikkelen, waar mogelijke onderwijsachterstanden worden voorkomen dan wel verminderen en waar een betere zorg voor kinderen met extra ondersteuningsbehoefte gerealiseerd kan worden. Kenmerkend voor deze samenwerking in de praktijk is dat

  • een soepele overgang van voor- naar vroegschools en van school naar kinderopvang wordt gerealiseerd;

  • doorgaande ontwikkelingslijnen voor kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar worden ingevoerd;

  • een dagelijkste warme overdracht van de kinderen door leerkrachten en pedagogisch medewerkers wordt vormgegeven;

  • gebruik gemaakt wordt van elkaars expertise;

  • het hebben van structureel contact tussen professionals op de werkvloer fundamenteel is;

  • en regelmatig overleg op bestuurs- en directieniveau geïnitieerd wordt.

Het voorgaande laat ook zien dat er een grote behoefte is aan de verbinding tussen de opleiding en de werkplek. Dit omdat het opleidingsconcept ‘Samen Opleiden en Professionaliseren’ op termijn de landelijke norm zal worden voor alle (leraren)opleidingen (OCW, PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, VH, & VSNU, 2020). Dit houdt in dat opleidingsinstituten en opleidingslocaties het gezamenlijk opleiden van studenten in een partnerschap samen realiseren, waarbij studenten van verschillende opleidingen en opleidingsniveaus binnen hun praktijkdeel in het partnerschap met elkaar samenwerken.

Centrale vraag in het onderzoek

Het onderzoeksthema ‘Jongekindprofessionals samen opleiden’ heeft de volgende vraag centraal gesteld: ‘op welke manier kan het werken als een professionele leergemeenschap bijdragen aan de verbinding tussen educatief- en onderwijsprofessionals op de werkvloer?’
De doorgaande lijn ontwikkeling en leren jonge kinderen (2-8) in het educatieve- en onderwijswerkveld en in de opleidingen heeft centraal gestaan in de ontstane professionele leergemeenschappen (PLG’s). Hiermee is een eerste aanzet gegeven tot een denk- en werkkader waarin de verbinding tussen theorie en praktijk in het samen opleiden en samen professionaliseren wordt vormgegeven.

Leden van het netwerk Jonge Kind (opleidingsdocenten, leerkrachten en educatief professionals) zijn in het voorjaar 2021 uitgenodigd deel te nemen aan deze LEJK-onderzoekerslijn. De volgende opleiding-werkveld clusters in hebben in 2021-2022 deelgenomen aan de Lejk onderzoekslijn:

  • Zeeland: Rianne de Pooter (Hogeschool Zeeland) en Annelies Baarends (Prisma-scholen);

  • Zuid-Holland: Lenneke Lobker (Hogeschool Rotterdam) en Karin Mensinga en Anna van Dellen (Prokind-scholengroep);

  • Utrecht: Wil Vlam (Hogeschool Utrecht) en Ellen Oosterholt (RKBS de Springplank);

  • Friesland: Ineke Oenema-Mostert (NHL Stenden) en Joke Scheffer (Roobol IKC); Expertise Partner: Gerdie Deterd Oude Weme (op persoonlijke titel; voorheen Hogeschool Saxion).

Elk clusterteam heeft een professionele leergemeenschap samengesteld waarin zowel het educatieve- als het onderwijswerkveld en opleiding waren vertegenwoordigd. De clusters zijn geïntegreerd in de samen opleiden-partnerschappen van de betrokken pabo’s. Naar aanleiding van de generieke onderzoeksvraag heeft elk cluster, samenhangend met een vraagstuk in de eigen regio, een onderzoeksvraag geformuleerd aan de hand waarvan de clusterteams in een professionele leergemeenschap-verband aan het werk zijn gegaan. De onderzoekslijn is voor de verschillende clusterteams gestart met een gezamenlijke digitale bijeenkomst waarin de achtergrond van deze onderzoekslijn is besproken en doordacht en waarin de verschillende clusterteams de samenstelling van het team en de eerste gedachten over de manier waarop men binnen de eigen PLG aan het werk zou gaan, zijn toegelicht.

De clusterteams zijn met heel veel enthousiasme, inspiratie en betrokkenheid aan het werk gegaan met een complexe materie. Maar het samenstellen van een PLG waaraan zowel educatie-, onderwijs- en mbo- en hbo-professionals bleek een grote en een soms niet haalbare uitdaging.

Onderzoeksvraag

Onder welke voorwaarden kan het werken in een professionele leergemeenschap bijdragen aan het realiseren van de verbinding tussen de opleidingen en de professionals in het werkveld?

Deelvragen

  1. Hoe kan het samen opleiden en professionaliseren van (jonge)kindprofessionals en aanstaande leerkrachten binnen de opleidingsschool vorm krijgen?

  2. Hoe verloopt de overgang van peuter naar kleuter en van kleuter naar groep 3 en welke rol hebben studenten?

  3. Hoe kunnen we een professioneel overdrachtsformulier creëren, waardoor er een betere doorgaande lijn gewaarborgd wordt tussen voorschoolse voorzieningen en het onderwijs?

  4. Op welke manier kan binnen het in te stellen IKC de doorgaande lijn (1) rond het ontwikkelen en leren van jonge kinderen en (2) in het pedagogisch klimaat worden vormgegeven?

    Elk PLG-team heeft naar aanleiding van de deelvraag een onderzoeksplan geformuleerd waarin het probleem, de onderzoeksvraag, de manier waarop gezocht is naar antwoorden op deze vraag, de resultaten en het antwoord dat op de onderzoeksvraag is geformuleerd, zijn beschreven. Ineke Oenema-Mostert heeft als bij de onderzoekslijn betrokken lector de verschillende PLG-teams begeleid bij het doen van onderzoek. De clusterteams hebben in de eigen regio het PLG-team samengesteld en zijn aan het werk gegaan met de geformuleerde deel-vraag.

    Gesteld kan worden dat ‘professionele leergemeenschappen jonge kind’ samenwerking qua vorm en inhoud mogelijk te maken is binnen de samenwerkingsverbanden educatie en onderwijs en de partnerschappen samen opleiden. De uitwerking van de deelvragen geeft aan dat regionaal duidelijke verschillen zijn in ‘het samen opleiden van jongekindprofessionals’. De domeinoverstijgende uitwerking is binnen de meeste clusters nog pril.

Achtergrond

De doorgaande lijn ontwikkelen en leren jonge kinderen (2-8 jaar)

De eerste 7 jaar van het leven van een kind zijn heel bepalend voor de verdere ontwikkeling tot een volwassen mens. In de eerste levensjaren ontwikkelen de hersenen zich het snelst. Het gaat erom dat in deze periode alle ontwikkeldomeinen van kinderen worden geactiveerd en in balans komen. Vaardigheden die kinderen op jonge leeftijd leren, vormen niet alleen een basis voor succes in het onderwijs, maar vergroten ook de kans op een leven in goede gezondheid zonder in aanraking te komen met hulpverlening of justitie. De taalontwikkeling staat centraal, omdat taal het voertuig is voor alle ontwikkeldomeinen.  Een goede taalontwikkeling is een voorwaarde voor succes in het onderwijs. Preventie voor laaggeletterdheid en onderwijsachterstanden begint al op zeer jonge leeftijd. Maatschappelijke achterstanden kunnen op zeer jonge leeftijd, anderhalf à twee jaar, al groot zijn. Investeren in jonge kinderen met een achterstand loont, omdat het rendement van zulke investeringen in de vroege kinderjaren groter is dan het rendement op latere leeftijd.

Een belangrijk factor hierin is overeenstemming en doorgaande lijn tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie (Atchison & Pompelia, 2018; Inspectie van onderwijs, 2019, 2016; Slot & Leseman, 2019). De doorgaande lijn wordt omschreven als: een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen van de voorschoolse voorziening naar het onderwijs (Inspectie van onderwijs, 2019; Sardes & Regioplan, 2016). Hierin wordt in het leerproces zo min mogelijk overlap, breuken, of gaten ervaren: de voor- en vroegschoolse voorzieningen sluiten naadloos op elkaar aan. Om dit te bewerkstelligen is overeenstemming over inhoud, toetsing, onderlinge communicatie en overdracht van gegevens van belang (Atchison & Pompelia, 2018, Guralnick, 2013; Inspectie van onderwijs, 2016). Deze overeenstemming is te bereiken door een gezamenlijke visie op de ontwikkeling en het leren van het kind en hieruit voortvloeiende doelstellingen (Guralnick, 2013; Inspectie van onderwijs, 2019; Slot & Leseman, 2019). 

Een belangrijke conditie bij het samenwerken is dat er sprake is van een gelijkwaardige samenwerking en communicatie (Oostdam et al., 2014). Om dit te bereiken moeten beide partijen op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden waarbij een gevoel van eensgezindheid aanwezig is. Hiervoor is structureel overleg nodig (Rumping et al., 2018).  Wanneer deze gelijkwaardigheid aanwezig is zorgt dit voor een hogere mate van welwillendheid voor samenwerking (Rumping et al., 2018; Sardes & Regioplan, 2016) wat leidt tot betere academische resultaten van de kinderen (Atchison & Pompelia, 2018). Deze communicatie en samenwerking vindt in de praktijk vaak plaats door middel van overleggen. Een betere structurele kwaliteit zorgt voor een verbeterde proceskwaliteit wat resulteert in hogere opbrengsten (Klinkhammer, Schäfer, Harring, Gwinner, 2017).

Het belang van het werken in een Professionele leergemeenschap

Het onderzoek met betrekking tot kennisnetwerken (Kemmeren & Suasso de Lima de Prado, 2017, p. 6) geeft aan dat “een intensief proces van professionele uitwisseling leidde tot erkenning van elkaars deskundigheid, het verstaan (en spreken) van elkaars taal, en tot een gedeeld inhoudelijk referentiekader”. Professionele LeerGemeenschappen (PLG’s) worden als belangrijk gezien voor het werken aan innovatieve oplossingen voor nieuwe problemen (DuRour, DuRour, Eaker & Many, 2016). De nadruk in een professionele leergemeenschap ligt op de uitwisseling van kennis en ervaring, het van elkaar leren in de dagelijkse praktijk waarin professionals werken aan gezamenlijke thema’s (Vermeulen, 2016). Er ontstaat zo een hechte gemeenschap die naar een gezamenlijk doel streeft, elementen of handelingsalternatieven onderzoekt en evalueert en regelmatig feedback organiseert. Een professionele leergemeenschap (PLG) vormt de leercyclus waarin opleiding en werkveld samen leren en samen professionaliseren om zo Jongekindprofessionals op te leiden die handelingsbekwaam zijn in het kunnen

  • mobiliseren en slim toepassen van kennis, ideeën en technieken,

  • onderzoekend en probleemoplossend vermogen,

  • als professionals kunnen samenwerken in een team en

  • zich blijven ontwikkelen ten behoeve van goede educatie en goed onderwijs.

Het gaat erom met elkaar de actuele en urgente uitdagingen op te sporen, te benoemen en op te pakken. Alleen als dit gebeurt op het niveau van de (dagelijkse) opleidings- en werkveldpraktijk is er sprake van een professionele leergemeenschap die bijdraagt aan de vorming en de ontwikkeling van kinderen en de kwaliteit van het onderwijs en de opleiding.

Interprofessioneel jongekindprofessionals samen opleiden

Het samenwerken in domeinoverstijgende, multidisciplinaire teams biedt mogelijkheden om sectoroverstijgend te werken om zo een doorgaande lijn van ontwikkeling en leren van jonge kinderen te borgen. In dergelijke multidisciplinaire teams kunnen meer aantrekkelijke banen gecreëerd worden, waardoor de in- en doorstroom in het opleidingsonderwijs wordt vergroot. Het geeft studenten van de verschillende opleidingen en opleidingsniveaus meer en betere ontwikkel- en loopbaanperspectieven.

Binnen partnerschappen waarin interprofessioneel samen wordt opgeleid, zijn studenten van verschillende opleidingen en opleidingsniveaus betrokken. Het palet kan heel divers zijn en omvat zowel mbo-, hbo- als wo-studenten. Denk bijvoorbeeld aan opleidingen zoals de pabo, de lerarenopleiding, de opleiding tot onderwijsassistent, (gespecialiseerd) pedagogisch medewerker, studenten sport en bewegen, sociaal werk, associate degree Pedagogisch Educatief Professional (AdPEP) etc. De essentie is dat alle studenten die hun praktijkdeel van de opleiding volgen op een opleidingslocatie van een partnerschap, een plek kunnen krijgen in de interprofessionele samenwerking binnen die betreffende opleidingslocatie.

In de praktijk komen veel van de studenten binnen de partnerschappen in aanraking met studenten van andere opleidingen en niveaus. De praktijk is in toenemende mate interprofessioneel, terwijl studenten nog vaak monoprofessioneel worden opgeleiden. Studenten werken interprofessioneel samen binnen de partnerschappen samen opleiden, bijvoorbeeld in Integrale Kind Centra (IKC) en in scholen (bijvoorbeeld met studenten van de opleiding tot onderwijsassistent, (gespecialiseerd) pedagogisch medewerker, sport en bewegen). Samenwerkingsopdrachten doen studenten vrijwel alleen samen met studenten van dezelfde opleiding, terwijl de praktijk vraagt om interprofessionele samenwerking. Binnen de partnerschappen samen opleiden kan die interprofessionele samenwerking vorm en inhoud krijgen.

Het voorgaande toont wel dat in het kader van samen opleiden van jongekindprofessionals ten behoeve van de doorgaande lijn ontwikkelen en leren in educatie en onderwijs nog vele ontwerppaden te gaan zijn.

De (deel)vragen

De eerste gesprekken binnen de clusterteams laten zien dat de manier waarop per samenwerkingsverband of regio wordt gewerkt aan deze ontwerppaden, een continuüm is. Het ene cluster staat nog aan het begin van een samenwerking, een samenwerkingsverband of een samen opleiden partnerschap: het is nog zoekend naar de manier waarop samen opleiden jongekindprofessionals binnen educatie en onderwijs kan worden vormgegeven. Het andere cluster heeft al een aantal stappen gezet in de samenwerking en het samen opleiden, maar zoekt naar een manier om dit domeinoverstijgend, interprofessioneel, vorm te geven en te borgen. Dit speelt met name in het samen opleiden ten behoeve van mbo- en hbo-opleidingen in relatie tot de educatie- en onderwijssectoren.

Deelvraag 1.
Hoe kan het samen opleiden en professionaliseren van kindprofessionals en aanstaande leerkrachten binnen de opleidingsschool vorm krijgen?

Situatie: In Zeeland zijn veel PLG’s functioneel. Deze worden deze ‘leerteams’ genoemd en bestaan uit aanstaande educatief- en onderwijsprofessionals op mbo- en hbo-niveau. Studenten uit leerjaar 1 en leerjaar 2 vormen een heterogeen leerteam; vanaf het volgende studiejaar vormen studenten uit leerjaar 3 en 4 een heterogeen leerteam. De kindprofessionals zijn nog niet betrokken bij deze leerteams. In deze context wordt de inbreng van het mbo in de samen opleiden-school gemist: zij denken wel mee in de projectleiding en de diverse werkgroepen binnen de opleidingsschool, maar in de praktijk van alledag zijn de mbo-studenten nog niet of zijdelings en informeel betrokken bij de opleidingsschool. Binnen de opleidingslocaties zijn wel (jonge)kindprofessionals ingezet in het onderwijs, maar er is onvoldoende zicht op hoe deze inzet vorm krijgt.

Aan de hand van een semigestructureerd interview zijn 8 medewerkers (educatie- en onderwijsprofessionals en directeuren) verbonden aan opleidingsscholen in IKC-verband bevraagd. Zij noemden dat

  1. kindprofessionals worden ingezet in het basisonderwijsonderwijs en voorschool en dat dit een wenselijke ontwikkeling is om de overgang van de kinderopvang naar het onderwijs te bevorderen en het onderwijs te stimuleren. Onderwijsassistenten worden ingezet om de groep te ondersteunen en werken onder begeleiding van de leerkracht met een groepje kinderen of met een kind individueel.

  2. de inzet van de kindprofessional wordt door alle ondervraagden gezien als meerwaarde voor de kwaliteit van het onderwijs. Er wordt vanuit een pedagogisch en didactisch perspectief naar de ontwikkeling van het kind gekeken.

  3. naar aanleiding van de vraag ‘wat is er nodig om onderwijs- en kindprofessionals samen op te leiden’ door alle respondenten wordt aangegeven dat de opdrachten binnen de opleidingen overlappen, maar ook dat studenten met elkaar zouden kunnen optrekken. Vooral de specialisten jonge kind van de pabo zouden baat kunnen hebben bij een goede samenwerking binnen opleidingen. Er zijn pogingen gedaan om dit te laten gebeuren, maar het blijkt dat ook hier wet- en regelgeving de het uitwerken van ideeën tegenhoudt: de financiering voor de opleidingsschool is alleen voor de lerarenopleiding en niet voor het mbo. Als dat wel zou kunnen, zouden leerkrachten vanaf het begin af aan meer zicht krijgen op de kennis en vaardigheden van een kindprofessional, waardoor er meer gericht samengewerkt kan worden.

Deelvraag 2.
Hoe verloopt de overgang van peuter naar kleuter en van kleuter naar groep 3 en welke rol hebben studenten hierin?

Situatie: De kinderen die op school starten hebben verschillende beginsituaties. Niet ieder kind heeft de voorschool doorlopen. Het ene kind zit op een peuterdagopvang, terwijl het andere kind twee keer een ochtend naar de peuterspeelzaal gaat. Daarnaast wordt een groot aantal kinderen dat naar school gaat, opgevangen door opa en oma of een gastouder. Sommige kinderen zijn nooit door anderen opgevangen. Voor deze laatste groep is het wennen in de groep en kost meer tijd en het afscheid nemen van ouders/verzorgers is lastiger. Wanneer kinderen op school zijn ingeschreven ontvangt de leerkracht, wanneer er toestemming is gegeven door de ouder(s), het overdrachtsformulier van het KDV of de peuterspeelzaal. De peuterdagopvang, een combinatie van peuterspeelzaal en dagopvang, met meerdere locaties in de regio, verzorgt altijd een warme overdracht. Deze peuteropvang is ook in 3 van de 4 locaties van de school gevestigd. De overige peuterspeelzalen hanteren een warme overdracht wanneer er problemen zijn in de ontwikkeling van het kind of in de thuissituatie.

De start in groep 1 op de basisschool is vaak spannend voor kinderen. Ook als ze als een peuterspeelzaal hebben bezocht. Gevolg is vaak dat ze een kleine tijdelijke terugval in hun ontwikkeling kunnen hebben. Soms zijn de doelen voor het niveau van een vierjarige nog niet behaald. Dan is het fijn de peuterlijnen ook paraat te hebben om vandaaruit verder te kunnen gaan. In het leerlingvolgsysteem (LVS) Mijn kleutergroep zijn ook de peuterlijnen opengezet. Dit betekent dat alle kinderen op hun eigen niveau geobserveerd kunnen worden. Op een aantal van de onderwijslocaties is ruimte vrijgemaakt voor een voorschool om zo een meer soepele overgang richting het basisonderwijs te creëren.

De samenwerking tussen voorschool en basisschool wordt nog verder versterkt door gezamenlijke thema's voor te bereiden en uit te werken. Ook worden er voorbereidingen getroffen om groepsdoorbrekend te werken. Aandachtpunten in de overgang van groep 2 naar groep 3 zijn dat bij leerproblemen in groep 3 deze vaak worden teruggevoerd op het onderwijs in groep 2. Leerstof wordt vervroegd aangeboden in groep 2 met als doel leerproblemen in groep 3 te voorkomen. Vaak wordt dan teruggegrepen naar het vroegtijdig aanbieden van leerstof. En op welke manier kan spel en beweging het aanleren van bijvoorbeeld het schrijven van lusletters ondersteunen? In het kader van samen opleiden worden leerteams samengesteld waarin kennis delen en uitvoeren in de praktijk centraal staat. Op de pabo wordt de theorie aangeboden. Het is niet altijd duidelijk welke theorie de studenten al aangeboden hebben gekregen. Vaak loopt de theorie ook niet parallel met de groep waarin de student stageloopt. Het is dan voor de student moeilijk een koppeling te maken naar de praktijk. Voor de mentor is het moeilijk in te schatten wat er verwacht mag worden van de student. Helpend en richtinggevend voor het samen opleiden van jongekindprofessionals is de publicatie van het Platform samen opleiden met de aandachtspunten uit ‘Samen leraren opleiden parels uit de praktijk’ (p.7).

Deelvraag 3.
Hoe kan een professioneel overdrachtsformulier worden ontwikkeld, waardoor er een betere doorgaande lijn gewaarborgd wordt tussen voorschoolse voorzieningen en de school?

Situatie: Op basisschool De Springplank in Huizen is er al geruime tijd de behoefte om de aansluiting tussen de verschillende voorschoolse voorzieningen en de basisschool te intensiveren.

Er wordt gewerkt met verschillende overdrachtsformulieren die er erg arbeidsintensief uitzien en weinig gebruikt worden. Er wordt met name gekeken of een kind wel of geen VVE indicatie heeft. Wat wel als meerwaarde wordt ervaren is het persoonlijk contact tussen de leidsters van de peuterspeelzaal die in het schoolgebouw werkzaam zijn. Daardoor is er meer bekend van de kinderen die instromen. Helaas is er met de meeste andere voorschoolse voorzieningen alleen schriftelijk contact en met sommige organisaties helemaal geen contact over de kinderen die naar de Springplank komen.

De deelvraag is in de PLG uitgewerkt aan de hand van een aantal subdoelen om te komen tot een betere overdracht en samenwerking, tot meer inzichten in elkaars handelen, tot een betere afstemming op de werkvloer wat uiteindelijk ten goede komt t.a.v. de ontwikkeling van het jonge kind. Educatie- en onderwijsprofessionals hebben bij elkaar gekeken in de verschillende peuter- en kleutergroepen. Het blijkt dat er bij beide voorzieningen wordt ingezet om op een speelse manier te werken aan zelfstandigheid en cognitieve vaardigheden. Met natuurlijk ruimte voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en de emotionele ontwikkeling van kinderen. Daar waar dit in de voorschool plaatsvindt met kortdurende passende activiteiten, afhankelijk van de spanningsboog van peuters, wordt dit proces voortgezet in groep 1 en 2 en meer gericht a.d.h.v. doelen.

Een andere ontwikkeling die ingang is gezet, is het aansluiten van de school door de IB-er en leerkracht kleuterbouw bij een aantal bijeenkomsten die door de gemeente zijn georganiseerd gericht op “De verbinding kinderopvang – onderwijs: samen werken aan de ontwikkeling van jonge kinderen”. De vervolgbijeenkomsten zullen ook worden bijgewoond.  Aandacht wordt gegeven aan de overdracht tussen voorscholen, peuterspeelzalen en school. Om zo een lerend netwerk te ontwikkelen dat vanuit de gemeente wordt georganiseerd, om voorscholen en scholen de mogelijkheid te geven om tot betere overdrachtsformulieren en samenwerking te komen. En om relevante informatie te delen en uit te wisselen hoe anderen thema’s rond het organiseren, begeleiden, ontwikkelingen, rijke leeromgeving e.a. zaken rondom het jonge kind uit werken. Verder is de studiemiddag voor het onderbouwteam, verzorgd door een van de Jonge Kind specialisten van de pabo, Instituut Theo Thijssen Hogeschool Utrecht, ook bezocht door de locatie directeur van de voorscholen waarvan een peuterspeelzaal gehuisvest, samen met de zorg- en aandachtsfunctionaris. Naar aanleiding van de Lejk onderzoekslijn wordt nagegaan op welke manier pedagogisch medewerkers die stagelopen bij de in de school gehuisveste voorschool, kennis kunnen maken met het onderwijs in groep 1 en 2. Studenten mbo en hbo kunnen zo worden ingezet voor het samenstellen van een overdrachtsformulier en betrekken bij bijvoorbeeld het organiseren van een gezamenlijke activiteit (voorstelling, feest). Zo ontstaat een lerend netwerk van mbo- en hbo-opleidingen, voorschool en onderwijs.

De professionele leergemeenschappen ontstaan om deel te nemen aan de Lejk onderzoekslijn ‘Jongekindprofessionals samen opleiden’ hebben de urgentie het vraagstuk, de doordenking van het vraagstuk en de samenwerking met en tussen verschillende partijen gestart, verdiept en uitgewerkt.

Deelvraag 4.
Op welke manier kan binnen het in te stellen IKC de doorgaande lijn (1) rond het ontwikkelen en leren van jonge kinderen en (2) in het pedagogisch klimaat worden vormgegeven?

De PLG binnen een van de schoolbesturen in Friesland is diep in de tweede helft van 2022 ontstaan. De ontwikkelingen binnen dit schoolbestuur, waarbij 13 onderwijslocaties zijn aangesloten, is illustratief voor het aantal vraagstukken waarmee educatie- onderwijs en opleidingsorganisaties mee te maken hebben en wat dit vraagt van de educatief- en onderwijsprofessionals, van de schoolleiders en van het bestuur als het gaat om jongekindprofessionals samen opleiden. Het uitgangspunt is, dat elke school aangesloten bij dit schoolbestuur, beschikt over een expert op het gebied van het jonge kind. Inmiddels ondersteunt een kwaliteitsmedewerker de visieontwikkeling met betrekking tot ontwikkelen en leren van jonge kinderen. De ontwikkeling naar samenwerking tussen educatie en onderwijs laat per onderwijsorganisatie een grote variëteit zien. Van de eerste gesprekken over samenwerking binnen thema’s voor- en vroegschool, (bovenschoolsmanagement), gesprekken over het opzetten van een IKC waarin educatie en onderwijs een pand delen tot het realiseren van nieuwbouw waarin de IKC-vorming bijna is voltooid.

Tabel 1: Thema’s onderzoekslijn ‘jongekindprofessionals samen opleiden’.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.

De professionele leergemeenschappen ontstaan om deel te nemen aan de LEJK onderzoekslijn ‘Jongekindprofessionals samen opleiden’ hebben met urgentie het vraagstuk, de doordenking van het vraagstuk en de samenwerking met en tussen verschillende partijen gestart, verdiept en uitgewerkt. Voorwaarden voor het realiseren van de verbinding tussen de opleidingen en de professionals in het werkveld via een professionele leergemeenschap zijn

  • de erkenning van de urgentie en een gedragen en onderbouwde visie op ontwikkeling en leren van jonge kinderen als basis voor ontwikkeling en leren van kinderen in het primair, voortgezet en hoger onderwijs;

  • het creëren van voldoende ontmoetingsmogelijkheid voor studenten van de verschillende opleidingen;

  • maar ook voldoende facilitering voor de betrokken (mbo en hbo) opleiders en werkplekbegeleiders/mentoren;

  • de inbedding van het opleiden van jongekindprofessionals in het samen opleiden in de curricula van de betrokken opleidingen.

Professionele leergemeenschappen jonge kind binnen samenwerkingsverbanden educatie en onderwijs en partnerschappen samen opleiden, maken een samenwerking qua vorm en inhoud mogelijk. Binnen de context van het lerarentekort als het gaat om samenwerking tussen onderwijssectoren (MBO en HBO) en binnen de context van het samen 100% opleiden als het gaat om domein overstijgend (interprofessioneel – jongekindprofessional) samen opleiden.

De uitwerking van de deelvragen geeft aan dat in het samen opleiden van jongekindprofessionals regionaal duidelijke verschillen zijn. De domeinoverstijgende uitwerking is binnen de meeste clusters nog pril. Dit geldt ook voor de verankering in het proces van de samen opleiden partnerschappen binnen het landelijke platform samen opleiden. De notitie ’Interprofessioneel samen opleiden’ – Platform Samen Opleiden & Professionaliseren (2023) schetst een aantal droombeelden interprofessioneel samen opleiden.

De uitwerking van de deelvragen geeft aan dat in het samen opleiden van jongekindprofessionals regionaal duidelijke verschillen zijn. De uitwerking domein overstijgend is binnen de meeste clusters nog pril. Dit geldt ook voor de verankering in het proces van de samen opleiden partnerschappen binnen het landelijke platform samen opleiden. De notitie ‘Interprofessioneel samen opleiden – platform samen opleiden & professionaliseren (2023) schets een aantal droombeelden interprofessioneel samen opleiden. Met interprofessioneel samen opleiden

  • kan een inclusiever aanbod worden vormgegeven;

  • kunnen professionals nog beter aansluiten op de behoeften van het kind / de jongere, door over de grenzen van de eigen professie heen te kijken;

  • worden studenten uit verschillende opleidingen, van verschillende niveaus, beter voorbereid op de beroepspraktijk en samenwerking;

  • ontwikkelen opleiders en begeleiders competenties op het gebied van interprofessioneel samenwerken;

  • ontstaat meer flexibiliteit in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen professionals. Dit vraagt overigens flexibiliteit in het bevoegdhedenstelsel;

  • maakt interprofessioneel samenwerken deel uit van het beroepsbeeld en de curricula van de betrokken opleidingen (o.a. via het curriculumberaad), zodat studenten opgeleid worden tot flexibele professionals die adequaat voorbereid worden op samenwerking in de interprofessionele context en aan wie door hun flexibiliteit aantrekkelijke(re) banen en ontwikkelperspectieven geboden kunnen worden.

Zie ook de video (hierboven of via deze link) over interprofessioneel Samen Opleiden binnen Opleiden in School, Partnerschap Oost-Gelderland.

Good practice 

De notitie ‘interprofessioneel samen opleiden – Platform samen opleiden & professionaliseren (2023) beschrijft een aantal voorbeelden van interprofessioneel samen opleiden in de huidige praktijk in het primair onderwijs, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.

Referenties

Grinten, M. van der, Kieft, M., Kooij, D., Bomhof, M., en Berg, E. van den (2019). Samenwerking in beeld 2019. Basisscholen, kinderopvang & kindcentra, Utrecht: Oberon.

Atchison, B., & Pompelia, S. (2018). Transitions and Alignment from preschool to kindergarten. Geraadpleegd via https://files.eric.ed.gov/fulltext/ED588870.pdf

Inspectie van het onderwijs. (2019, november). Samenwerken aan kwaliteit en kansen voor kinderen. Geraadpleegd via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/11/30/samenwerken-aan-kwaliteit-en-kansen-voor-kinderen

Inspectie van het Onderwijs. (2016). Investeren loont! Geraadpleegd via https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Investeren-loont!.pdf

Slot, P. & Leseman, P. (2019). Investeren in kinderen van 0-12 jaar, bevindingen uit de wetenschap. Geraadpleegd van pactvoorkindcentra.nl/images/pdf/190326_Wat_we_weten.pdf

Sardes & Regioplan. (2016). Condities in kwaliteit voor kindvriendelijke overgang. Geraadpleegd via https://www.regioplan.nl/wp-content/uploads/2018/08/15168-Condities-voor-kwaliteit-in-kindvriendelijke-overgang-Regioplan.pdf

Guralnick, M. J. (2013). Developmental science and preventive interventions for children at environmental risk. Infants Young Child, 26(4), 270-285. doi:10.1097/IYC.0b013e3182a6832f

Oostdam, R., Tavecchino, L., Huijbregts, S., Nøhr, K., & Ex, C. (2014). Een integraal kindcentrum als open leer- en ontwikkelingsgemeenschap. Pedagogiek, 34(1), 60–73. doi:10.5117/PED2014.1.OOST

Rumping, S., Boendermaker, L., & de Ruyter, D. J. (2018). Stimulating interdisciplinary collaboration among youth social workers: A scoping review. Health & Social Care in the Community, 27(2), 293–305. doi:10.1111/hsc.12589

Klinkhammer, N., Schäfer, B., Harring, D., & Gwinner, A. (2017). Monitoring Quality in Early Childhood Education and Care. German Youth Institute. Geraadpleegd via  https://expertisecentrum.cego.be/wp-content/uploads/2018/11/Monitoring_Sammelband_E_final.pdf#page=177

Kemmeren, C. & Suasso de Lima de Prado, E. (2021). Kennisnetwerk Lerende Leraar Samen professionaliseren in netwerken: de Twente wijze. Utrecht: Platform Samen Opleiden. Geraadpleegd via https://www.platformsamenopleiden.nl/wp-content/uploads/2021/05/Katern-Kennisnetwerk-Lerende-Leraren-De-Twentse-wijze.pdf

DuFour, R. DuFour, R., Eaker, R. & Many, T. (2016). PLG: leraren leren samen. Werken aan beter onderwijs in een professionele leergemeenschap. Rotterdam: Bazelt Educatieve uitgaven.

Vermeulen, M. (2016). Professionalisering docenten moet anders. Heerlen: OU.

Platform Samen opleiden (2023). Notitie interprofessioneel samen opleiden – platform samen opleiden & professionaliseren. Utrecht: Platform Samen opleiden. Geraadpleegd via https://www.platformsamenopleiden.nl/wp-content/uploads/2023/05/230113-Notitie-interprofessioneel-samen-opleiden4.pdf

Op 8 februari 2024 neemt Ineke Oenema afscheid als lector bij NHL Stenden.

Bij haar afscheid wordt een symposium georganiseerd. Je kunt hier (online) bij zijn.
Zie deze pagina voor meer informatie.